Onlangs deed ik mee aan een zwemevent in Amsterdam. Drie kilometer in de Gaasperplas, verdeeld over drie rondes. Het eerste officiële zwemevent dit seizoen, en omdat het water nog best koud was (op dit moment lastig voor te stellen) in volledige uitrusting. Dat wil zeggen: wetsuit, neopreen cap, sokken en handschoenen.
Het leuke was dat er ook een zwemvriendin van mij meedeed, die ik alweer even niet had gezien. Altijd gezellig om bij te kletsen met bekenden over onze gedeelde hobby. Ik ontmoette haar een aantal jaar terug op (je verwacht het niet) een zwemevent, en dat was zo gezellig dat we nummers uitwisselden om een keer samen te zwemmen. Inmiddels zijn er een aantal events geweest waaraan we beiden meededen.
Tot nu toe was zij bij deze gelegenheden altijd iets sneller dan ik. Maar dat waren afstanden tot 2 kilometer. En ik ben beter in de langere afstanden. Anders gezegd: ik kan mijn tempo goed vasthouden. Dus deze keer wist ik haar halverwege de laatste ronde te passeren. Iets dat ik pas later besefte, want met een badmuts, zwembril en wetsuit lijkt iedereen op elkaar.
Uiteindelijk was ik ongeveer 40 seconden sneller. En het stomme is: toen ik me realiseerde dat ik haar had ingehaald, voelde ik me in eerste instantie schuldig. “Was dat nou nodig? Ze lag de hele tijd voor en dan moet je er op het laatste stukje zo nodig langs”.
Hallo, het is een WEDSTRIJD! Dan gaat het erom wanneer je finisht. Wat je in de meters daarvoor hebt gedaan is totaal irrelevant. Ik bedacht me vrijwel meteen dat een man waarschijnlijk nooit zulke gedachtes daarover zou hebben. Waarom zou ik mezelf moeten afremmen omdat ik denk dat het anders niet eerlijk is? Zulke ideeën kunnen je enorm tegenhouden in het worden van jouw beste zelf.
Uiteraard vond mijn zwemvriendin het helemaal prima. We hadden lekker gezwommen en een leuke middag gehad. En dat was waar we voor gingen.
Je reactie is welkom hieronder!